Psychoanalytisch Woordenboek

Symbiose/symbiotisch

  • Duits: Symbiose, die/symbiotisch
  • Frans: symbiose/symbiotique

Relatievorm zoals die normaal is tussen een moeder en haar baby in de eerste helft van het eerste levensjaar. Kenmerkend is dat het kind de moeder niet als een zelfstandig wezen ervaart, maar als een deel van zichzelf. Het kleine kind is parasitair, zoals een maretak bij een boom. Bij een geslaagde ontwikkeling maakt het kind zichzelf autonoom, daartoe gestimuleerd door de moeder, die ook andere dingen aan haar hoofd heeft, zoals de relatie met de vader, een ander kind, of haar werk. Wanneer het oplossen van deze symbiose niet lukt, kan er een symbiotische illusie ontstaan, een onbewust contract tussen moeder en kind: ‘Als ik alles doe wat jij wilt, zul jij altijd voor mij klaarstaan.’ Resultaat: beklemming en woede, die niet geuit mogen worden. Het begrip ‘symbiotische fase’ is een voorbeeld van de denkwijze van de psychoanalyse: vanuit de volwassenheid naar de kinderjaren. Uitgaande van een neurotische ontwikkeling wordt een normale toestand gepostuleerd in de vroege kinderjaren. Babyobservatie kan hier aanvullend en corrigerend werken.

Literatuur

  • Freud, H.C. (Iki) (2002a) Electra versus Oedipus. Het drama van de moeder-dochter relatie. Van Gennep, Amsterdam.
Verder op psychoanalytischwoordenboek.nl: