Psychoanalytisch Woordenboek

Nog altijd in gesprek met dokter Oerlemans

Nog altijd in gesprek met dokter Oerlemans

In de reeks Terugkijken op je analyse ditmaal de cellist Justus Halbertsma die eind jaren 1940 een analyse deed met dr. A. Oerlemans, toen een jong lid van de Vereniging. Halbertsma is ervan overtuigd dat de analyse voor hem levensreddend is geweest.

Gesprek met Justus Halbertsma, 28 februari  2012

Justus Halbertsma (1926) was cellist en heeft gespeeld in o.a. het Orkest van de Nederlands(ch)e Opera en het Nederlands Ballet Orkest. Hij is nu halverwege de 80.

Wij praten op de hoogste etage van het Carlton hotel; Halbertsma en zijn vrouw Margaretha kwamen in het appartement wonen in 1953; toen in 1960 het Carlton weer hotel werd zoals het voor de oorlog was geweest, mochten de bewoners blijven. Zijn vrouw is in januari 2001 overleden; zij waren vijftig jaar getrouwd. Met uitzicht op de stad waar hij zijn psychoanalyse en zijn huwelijk beleefde, kijkt hij terug.

‘Mijn moeder heb ik niet gekend, zij stierf op 27-jarige leeftijd aan tbc. Ik was toen twee jaar. Mijn vader moet ontredderd zijn geweest. Een nicht van mijn moeder die bij ons in huis kwam zou later mijn strenge stiefmoeder worden. Ik moest altijd gestraft worden. De gevolgen waren traumatisch, een zeer negatief zelfbeeld – in de analyse heb ik wel eens gezegd ‘ik ben eigenlijk niets’ – met complementair een sterk superioriteitscomplex. Ik moest van mezelf altijd aan de hoogste eisen voldoen en ‘geniaal’ zijn. Over mijn eerste, ongelukkige liefde kon ik jaren niet heenkomen, zelfs het cello- spelen lukte niet meer. Mijn stiefmoeder ergerde zich er vreselijk aan, vond het ‘allemaal zo slap’. De psychoanalyticus zou later zeggen: ‘dat is u toegebruld.’ De neurose die ik opliep leidde tot allerlei Fehlleistungen. Ik deed een heleboel dingen juist verkeerd, heb mezelf wel eens voor een paar duizend gulden schade gedaan omdat ik meende dat het geld mij niet toekwam. Ik moest altijd gestraft worden.’ In 1947 zag ik geen uitweg meer; ik liet mijn handschrift analyseren: ‘een angstige krampachtige levenshouding; hij neme een analyticus, liefst een freudiaan.’

De psychoanalyticus A.C. Oerlemans 1*) werd hem aangeraden door Gé Nabrink die hij ontmoette in een socialistisch Vlamkamp. Dr. A.C. Oerlemans was toen ongeveer veertig; hij hield praktijk in zijn woonhuis aan de Koningslaan in Amsterdam zuid. Hij was getrouwd en  had twee kinderen die wel eens open deden. Er was een wachtkamer; je kwam in een soort huiskamer met een divan. De intakeprocedure was niet zwaar; bestond slechts uit een kort onderhoud waarin Oerlemans al gauw zei: “dit is voor u de enige oplossing, een andere mogelijkheid is er voor u niet. Halbertsma is er in geplonsd: vijf maal per week gedurende ongeveer drie jaar tussen 1947 en 1950. ’Hoewel ik me helemaal kapot voelde toen ik de eerste afspraak maakte, vond ik hem dadelijk sympathiek en to the point: ‘Het is de bedoeling dat u hier uzelf zult zijn.’ Donker met bruine ogen. Zakelijk, vriendelijk ja: iemand met een hart. Ik kreeg mijn vertrouwen terug en begon weer hard cello te studeren; het werkte onmiddellijk. Zo zou er een eind komen aan wat ik mijn Dauerdepression  noemde. Het eerste jaar heeft mijn vader betaald; daarna had ik mijn moederlijke erfdeel. Ja, wel duur, heel duur. Ik zag Oerlemans als vertegenwoordiger van de wetenschap, en zag tegen hem op. Hij was een freudiaan maar niet dogmatisch; iemand die met zijn tijd meeging. Hij zag de symptomen ook in groter verband van de persoonlijkheid, en zo kreeg ik zicht op de ‘karakterneurose’ die ik had opgelopen. Oerlemans werd voor mij  een vaderfiguur die mij dingen leerde die mijn vader mij niet had geleerd. Vanaf het moment dat ik bij Oerlemans was had ik het gevoel in goede handen te zijn.’*

Wat de behandeling betreft: ’Het kostte me de grootste moeite mezelf te laten gaan en de associaties te laten komen. Maar hoewel ik dikwijls zei ’Ik ben eigenlijk niets’, ging ik nooit met tegenzin naar hem toe. Hij bleef wel vaak stil. De psychoanalyse moraliseert niet maar spoort oorzaken op. In later commentaar wees hij op tegenstrijdigheden of op wat onzinnig was in wat ik zei. Tijdens de analyse heb ik Totem und Tabu gelezen, en werk van Theodor Reik en Otto Rank. Oerlemans was niet zo voor dat lezen, had ik het gevoel.’

Tijdens de analyse kwam  Halbertsma de vrouw van zijn leven tegen. ’Toen Margaretha en ik elkaar voor ’t eerst ontmoetten op 12 juli 1949 viel zij dadelijk voor mij. Ik had zelf meer tijd nodig. Toen het na een paar maanden tot mij doordrong dat ik met haar wilde trouwen, realiseerde ik mij dat ik dan niet met het moedertype zou trouwen. Dankzij dr. Oerlemans. Vader en stiefmoeder zijn ooit naar Oerlemans gegaan; vooral de stiefmoeder had bezwaren tegen het voorgenomen huwelijk. Oerlemans zei: ‘hij is volwassen, zal het zelf moeten beslissen.’ Slap, vond zij.’ Oerlemans heeft nooit gevraagd of zijn toekomstige vrouw eens mee wilde komen.

Margaretha was voor hun huwelijk enkele jaren secretaresse van Jacques Tas. Zij was intern en werd ook wel bij de psychoanalyse betrokken; zij heeft bijvoorbeeld een depressieve patiënte begeleid op een vakantie naar Zwitserland. Nog voor de relatie tot stand kwam had zij Tas eens het handschrift van Justus Halbertsma laten zien; ‘Tas vond onder andere dat wij erg op elkaar leken.’ Halbertsma noemt Tas een ‘weergaloos grafoloog’. Margaretha kon ‘de kaart lezen’. Ischa Meyer aan wie zij eens iets had voorspeld beloonde haar – onder vermelding van de prijs, f 41.-  met een stuk zeep waarop ‘knowing’ stond.

Hun huwelijk werd gesloten in Londen in 1950. Toen Justus Halbertsma  getrouwd was voelde hij zich niet meer gemotiveerd voor de analyse en stopte hij daarmee. Oerlemans vond het te vroeg. ’Hij meende waarschijnlijk  dat ik niet uitgeanalyseerd was.’  In de periode  1956-1962 is hij nog een aantal keren  terug geweest in verband met dingen die waren blijven hangen. Na 1962 heeft hij zijn analyticus niet meer gezien. De analyse is echter een doorgaand proces.  Nu nog denkt hij regelmatig: ‘Wat zou hij (Oerlemans) gezegd hebben?’

Een van de belangrijkste ervaringen en verworvenheden:  dat je later in staat bent je eigen dromen te analyseren. Lang na de analyse bleef hij zelf dromen interpreteren met behulp van wat hij bij dr. Oerlemans had begrepen. ‘Een vakman weet wat die dromen betekenen. Nee, een vertrouwde vriend had dat niet gekund, juist die dromen niet.’ In zijn dromen krijgen de locaties – Amsterdam zuid, de Jan Luykenstraat waar hij werd geboren, de Koningslaan waar  Oerlemans zijn divan had, en het Concertgebouw, net als Artis ( tegenhanger van het Vondelpark) veel betekenis. Maar ook de muziek, Berlioz en Mozarts Zauberflöte, en de rolverdeling tussen de personages:  vader, moeder, stiefmoeder, vrouw, analyticus. De reeks loopt vanaf 1950 levenslang door. Een productief spoor.

Terugblik

‘Oerlemans heeft mijn leven gered’, zegt Justus Halbertsma.’ Een makkelijke patiënt ben ik niet geweest maar Oerlemans respecteerde mij. Zonder Oerlemans was ik mislukt; ik zou aan het moedertype zijn blijven hangen en zou dan ‘psychisch impotent’ geweest zijn. Door de analyse leer je jezelf kennen en leer je omgaan met jezelf, en dat bevordert weer de genezing.’

Amsterdam ligt in de winterzon. De divan op de Koningslaan waar hij zijn moed en waardigheid terugwon, is van zo hoog niet in beeld te krijgen. Maar Justus Halbertsma weet precies waar hij moet zijn voor het gesprek met zichzelf: Wat zou Oerlemans gezegd hebben?

Hanna Stouten,

Harry Stroeken

 

1*)  A.C. Oerlemans, 1909- 1978, Arts,  fulltime analyticus;  Lid van de Vereniging, waar hij de analytische opleiding begon tijdens de oorlog; vormde een werkgroep samen met o.a. Van Emde Boas, H. Musaph en jonkheer Feith.

Zie ook: 

http://www.manbijthond.nl/fragmenten/muziek-justus-halbertsma

http://www.youtube.com/watch?v=Sa_gaMYM7Zg

Verder op psychoanalytischwoordenboek.nl: