Psychoanalytisch Woordenboek

Zwijgen en spreken

Harry Stroeken

Harry Stroeken

Door Harry Stroeken

De eerste keer dat ik met een psychoanalyticus sprak, maakte dat een enorme indruk op mij. Op een of andere manier werd mij volkomen duidelijk: ‘Stroeken, schei nu maar uit met je gepraat, zeg nu maar hoe het werkelijk is.’ Waarheid en waarachtigheid, daar staat of valt de psychoanalyse mee (Freud 1915a). Hoe de man mij dat duidelijk maakte? Niet door iets dergelijks uit te spreken. Het zal de manier geweest zijn waarop hij luisterde, geholpen door het feit dat ik tegen hem opzag. Hij heeft wel iets gezegd, maar toch vooral gezwegen en mij laten praten. De omstandigheden van mijn leven maakten dat dit plaatshad in Parijs en dat die analyticus voortkwam uit de school van Lacan, aan wie als beschrijving van de psychoanalytische procedure het gezegde wordt toegeschreven: ‘parler, payer, partir’. Mijn indruk is dat de Fransen veeleisender waren dan hun Nederlandse collegae, wat ook André Green stelt (Kohon 1999). Tijdens de drie jaren psychoanalyse daar op een divan in de buurt van het Musée Rodin, heb ik vaker gemerkt dat monsieur echt wel begaan was met mijn welzijn, maar het was toch minder zorgen voor en pamperen dan in Nederland of het Verenigd Koninkrijk de gewoonte is of was. Dat kwam onder andere tot uiting in veel zwijgen en korte zittingen.

Zwijgen geen doel op zichzelf

Zoals bekend is het in een psychoanalytische psychotherapie de bedoeling dat de patiënt zo vrij mogelijk spreekt, zegt wat hem invalt. Dat lijkt heel eenvoudig, maar is het niet. Aanvankelijk valt het vaak nog wel mee. Zichzelf uitspreken doet goed en mensen beginnen dus met zich beter te voelen. Ze krijgen weer hoop en licht gloort aan de einder. Maar die totale oprechtheid vraagt veel, want zij brengt pijn en vaak ook schaamte natuurlijk. De lijdensdruk en de wens tot veranderen zijn echt wel vereist om te kunnen doorzetten. Dan pas kun je de moed opbrengen om je door je rijstebrij heen vechten, of – met een ander beeld – als een hazewind rennen achter een lokaas (leurre, lure) zonder dat je dat ooit te pakken krijgt. Soms verbaas je je over wat je jezelf hoort zeggen. De psychische vrijheid die wordt beoogd, begint met het vrijuit spreken in de psychotherapie. Daar kan die vrijheid ontstaan. Hoe het komt weet je niet, maar op een goede dag voel je je vrijer, gelukkiger zelfs. Relaties kunnen verbeteren of stukgaan. Je komt anders in je werk te staan als je het niet langer beleeft naar het model van vroeger thuis. Blijkbaar kan spreken mensen veranderen. Niet de verzorgende woorden die de psychoanalyticus zegt, maar het zich uitspreken van de analysant. Naar waarheid en in waarachtigheid. Volle woorden, geen lege.

Zwijgen van de kant van de psychotherapeut is bepaald geen doel op zichzelf. Te veel zwijgen verhoogt de angst en kan de ander depressief maken. Dat is slechts pijnlijk. Het zwijgen als middel kan erger zijn dan de kwaal, bijvoorbeeld bij psychotische mensen of bij mensen die alleen maar bang worden van een dergelijke ongestructureerde situatie en zich geheel overvraagd voelen. Een psychotherapeut kan ook de ander in zijn sop laten gaarkoken uit boosheid of gekwetstheid. Hij kan afhaken en doen alsof hij luistert, maar in feite aan andere dingen denken. Hij kan natuurlijk ook gewoon contactgestoord zijn en een bij zijn gebrek passende theorie maken.

Small talk is echter niet gewenst: het neemt de spanning weg, reduceert woorden tot geruststellers en maakt ze ongevaarlijk. Natuurlijk kan er soms gelachen worden. Humor is onontbeerlijk, vooral humor als ‘overwonnen droefheid’. Premisse is dat het, indien draaglijk, goed is jezelf met je waarheid, met je werkelijkheid te confronteren en zo met de voeten op de grond te komen. Waarheid – binnen zekere grenzen wellicht – gaat boven verdoezeling, sjoemelen en jezelf iets wijs maken.

Het zal duidelijk zijn dat gezinnen van herkomst vaak krachtig hebben meegewerkt aan die verdoezeling. In ieder gezin bestaat er wel iets dat iedereen weet, maar niemand mag zeggen. Niet zozeer wat ouders tegen kinderen zeggen is belangrijk, maar wat kinderen tegen ouders mogen zeggen. Het gaat hier niet louter om de vraag óf het kind iets mag zeggen en zo ja wat, dus niet alleen om de taboes. Belangrijk is ook dat het kind actief wordt uitgenodigd te zeggen wat er in hem omgaat, opdat het zich kan realiseren wat het beleeft. En ten slotte moet het opgroeiende kind ook het recht hebben dingen voor zichzelf te houden.

Woorden worden in een psychotherapiesetting serieus genomen. Natuurlijk is het soms voor een psychotherapeut zaak heel duidelijk te spreken. Het juiste woord op het juiste moment is wel de kern van zijn taak. Soms hoeft men slechts te herhalen wat de ander zelf zegt. Daarmee zet je de ander overeind, stelt hem voor zijn eigen verantwoordelijkheid voor zijn eigen leven, maakt dingen duidelijk, zet er eventueel een vraagteken bij, en/of steunt hem. Voorbeelden te over. ‘Als u zo blijft, roken, drinken en leven, kunt u wachten op uw eerste hartinfarct.’ ‘Ik begrijp dat u van uw vader gehouden heeft.’ ‘Wie zei dat gewoonlijk over u?’ Et cetera.

Zwijgen als voorwaarde

Luisteren maakt het spreken mogelijk. Dat iemand bereid is te luisteren naar wat niemand ooit heeft willen horen. De ander wordt uitgenodigd te zeggen wat uit hem zélf komt. Van dat rustige afwachten van de analyticus tot de ander gaat spreken, van zijn zwijgen, gaat een vriendelijke uitnodiging maar uiteindelijk ook een onverbiddelijke dwang uit. De patiënt móét ten slotte het woord nemen, gaan zeggen wat hij altijd heeft weggehouden, het oude vertrouwde opgeven en zich wagen op nieuwe paden. Het verlangen van de analyticus moet onduidelijk blijven, om de ander alle ruimte te geven en om hem geen aanknopingspunten in handen te geven waarmee hij zou kunnen proberen te zeggen wat hij aanvoelt dat de analyticus graag wil horen.

Woorden worden serieus genomen in psychoanalytische setting. Dat veronderstelt dat er ook gezwegen kan worden, dat het daar stil mag zijn. Zwijgen geeft soms de beste communicatie. Gewoon je mond houden en wachten op wat er komt; de mensen de tijd geven een en ander te verwerken. Helemaal eenvoudig is dat niet. Je merkt dat soms bij jonge collega’s in supervisie: soms zeggen zij wat, is het even stil en dan geven zij nog wat gepruttel erachteraan, alsof ze bang werden van hun eigen woorden, alsof ze die niet rustig kunnen laten staan. Hoe korter echter hoe krachtiger.

Zwijgen betekent afwachten, de ander de ruimte laten om te zeggen wat hij op zijn hart heeft. De ander niet opjagen maar de tijd geven zijn woorden te vinden, zijn emoties te beleven, het onverwachte te laten gebeuren. Stilte kan integratief zijn: de patiënt probeert dan het ter plekke beleefde in te passen in zijn belevingswereld. Daar heeft hij tijd, rust en stilte voor nodig. Het is het tegendeel van beheersen, sturen, regisseren, controleren. Schaamte kan een rol spelen.

Er zijn natuurlijk extreme voorbeelden. Iemand die op de bank ging liggen en drie kwartier zijn mond hield ondanks vragen en uitnodigingen van mijn kant zoals: ‘Wat gaat er door u heen? Lukt het vandaag niet? Probeert u het eens hardop.’ Dat kan van alles betekenen: beledigd zijn, koppig volhouden of een theatrale act opvoeren bijvoorbeeld. Misschien ook extreme angst, maar dan is de divan niet de juiste setting. Een ander kwam na de vakantie binnen en was twintig minuten stil, waarna ze zei: ‘Hoe plezierig is het als iemand eens niet vraagt hoe de vakantie was.’

Dit alles biedt natuurlijk geen oplossing voor de vraag naar de zin van het leven, hoewel ook daar het durven zwijgen een rol speelt. De dingen zijn zoals ze zijn (geworden). Heel wat illusies moeten worden losgelaten. Vaak komt het neer op de uitspraak van Wittgenstein: ‘De oplossing van het probleem van het leven merkt men aan het verdwijnen van het probleem.’

Deze werkwijze veronderstelt een groot respect voor woorden bij beiden. Niet voor das Gerede, zomaar praten om de stilte op te vullen, maar voor volle woorden. Veel zwijgen vereist een sterk gemotiveerde patiënt. Anders gaat hij gewoon weg. De kwaliteit van de stilte is van belang. Op de radio mag het niet stil zijn, in de kamer van een psychotherapeut wel. Dat is soms zelfs noodzakelijk. Zwijgen betekent dan respect hebben voor die ander, voor degene die tracht zichzelf uit te drukken. Zwijgen maakt mogelijk dat er iets gebeurt in een gesprek, dat het gesprek een gebeurtenis wordt. Woorden krijgen betekenis doordat zij omgeven zijn door stilte.

Laat ik besluiten met een gedicht.

Ziekenbezoek

Mijn vader had een lang uur zitten zwijgen bij mijn bed. Toen hij zijn hoed had opgezet

zei ik, nou, dit gesprek

is makkelijk te resumeren.

Nee, zei hij, nee toch niet,

je moet het maar eens proberen. (Judith Herzberg, 1968).

Literatuur

Freud, S. (1915a ) ‘Verdere adviezen over de psychoanalytische techniek: Opmerkingen over de overdrachtsliefde’, Werken 6, 434-447. Herzberg, J. (1968) Ziekenbezoek. Beemdgras 52.
Kohon, G. (red.) (1999) The dead Mother. The work of André Green. Voorwoord H. Etchegoyen. Institute of Psychoanalysis, Londen/New York.
Stroeken, H. (2000) Kleine psychologie van het gesprek. Boom, Amsterdam.
Een eerdere versie van deze tekst is gepubliceerd in Michsjol, 2004, 13 (2), 48-51.

Verder op psychoanalytischwoordenboek.nl: