Psychoanalytisch Woordenboek

Butcher’s crossing van John Williams: een eigen-wijze lezing

 

butcher's crossing foto

 

Een stad of land met kaart noch voorkennis bezoeken, is een boeiende onderneming. ‘Butcher’s crossing’ is het verslag van zo’n reis met als enige drijfveer het verlangen van de jongeman Andrews, een verlangen, zonder te weten waarnaar. Zijn enige kompas is de kennis, de kunde en ‘het zijn’ van de aanvoerder van de groep bizon-jagers, Miller.

Gedurende de ganse lectuur van dit indrukwekkende boek van de in 1992 overleden John Williams, drongen zich associaties aan me op over de parallel tussen de reis van deze zoekende jongeman en een analytisch proces.

Hij is weggegaan van zijn strenge vader, heeft zijn hogere opleiding afgebroken en trekt in 1873 naar het Westen van de USA. Dat is ongeveer alles wat we over zijn achtergrond te weten komen. Hij heeft besloten zich aan te sluiten bij een groep bizon-jagers, op zoek naar, ja, naar wat eigenlijk? Zichzelf? Zin? Hij heeft er geen woorden voor, maar in wat volgt is het evident dat de reis een grote impact heeft op zijn subjectwording. De schrijver overtreft hierbij de gemiddelde roman die naar aanleiding van een reis, de ‘inner journey’ van een subject wil weergeven. En dat met het striktste minimum aan woorden.

De figuur van Miller doet me denken aan de analyticus, die het kader schetst en bewaakt, duidelijk, soms streng, maar steeds met respect voor de eigen-heid van de analysand. De analyticus die observeert, laat gebeuren, duidt en enkel impliciet corrigeert. De analyticus die bij aanvang van de kuur voor het hysterisch subject (in wording) het geĂŻdealiseerde verondersteld wetend subject is.

Williams wordt bij dit proces van subject-wording alle kanten opgeslingerd: hij wordt kwaad, gefrustreerd, opgewonden. Hij gaat niet enkel de strijd aan met de wilde natuurelementen buiten zichzelf, maar wordt ook geconfronteerd met zijn interne driften, aanvankelijk op een dissociatief aandoende manier, geleidelijk meer geïntegreerd als iets van hemzelf. Hij slaagt erin om de provocaties die uitgaan van de persoon van zijn groepsleider en van de extreme omstandigheden, intern te verteren. Hij geeft hierbij blijk van een grote wijsheid als hij bijvoorbeeld stelt “(
) dat zijn kindertijd en jeugd onwillekeurig naar dit moment hadden geleid, naar dit wankel evenwicht, alsof hij op het punt stond weg te vliegen. (
) Aan deze kant is het dorp, aan die kant de wildernis. En hoewel ik moet terugkeren, is zelfs die terugkeer slechts een manier om er weg te gaan, meer en meer.”(p 59).

Deze man-wording – je kan het boek ook lezen als een langgerekte mannelijkheidsritus -wordt mooi gesymboliseerd in de opmerking van Francine, de vrouw/hoer die Williams ontmoet. In antwoord op zijn verbijsterd statement “Ik zal alleen mezelf worden”(p74), zegt ze: “De wind en de zon zullen je gezicht verharden. je handen zullen niet langer zacht meer zijn. “ Hij loopt letterlijk bij haar weg


“Hij had het gevoel moeizaam, centimeter voor centimeter, vooruit te komen over de immense vlakte van de prairie. Maar in de tijd leek hij helemaal niet vooruit te komen, eigenlijk leek de tijd wel met hem mee te bewegen, als een onzichtbare wolk die om hem heen hing en bij hem bleef als hij vorderde”. Ik associeerde hierbij het erg herkenbare gevoel van een analysand (en overigens ook soms van de analyticus!) dat er niets verandert, dat alles bij het oude blijft, terwijl ondertussen in het onderbewuste toch iets in beweging is.

De beangstigende ervaring geen houvast meer te hebben, alle concrete richting verloren te zijn, als niets nog duidelijk is en het cognitief inzichtelijke niet meer volstaat, wordt het geloof in het ganse project dat een analytische kuur is, behoorlijk uitgedaagd. Ook deze ervaring wordt treffend door Williams verwoord als hij schrijft: “Hij drukte zijn lichaam tegen de grond, en keek nergens naar, tot een einde kwam aan de panische angst die hij plotseling had gevoeld bij de duizelingwekkende aanblik van de prairie (
)” (p 116). Nadien denkt hij aan “de half verdwenen angsten die hij tijdens de overtocht had gehad, zonder er iets mee te doen” (p138).

Hij gaat zijn tocht alleen, Andrews, maar weet zich, hoewel zo goed als zonder woorden, gesteund. Er wordt immers weinig gesproken tijdens de tocht, enkel het hoogst-noodzakelijke wordt gezegd. Stiltes zijn er om te verdragen, er betekenis aan te ontlenen (p246).

Er wordt gedacht, er is een interne rĂȘverie, er zijn dromen: “Hij droomde dat hij een of ander dier was dat werd achtervolgd. Hij voelde een meedogenloze aanwezigheid die hem van het begin tot het einde achternazat, en die hem uiteindelijk klemzette in een zwarte hoek waaruit geen ontsnapping meer mogelijk was.” (p190)

En de reis lijkt eindeloos, wanneer mag je terugkeren naar huis, wanneer is het genoeg geweest? “Waarnaar wilde hij terugkeren? Waarvandaan wilde hij vertrekken? En toch bleef het verlangen, hoe vaag ook, nadrukkelijk aan hem knagen.” (p 256°). “Hij had vaag het gevoel dat hij iets zou achterlaten, iets wat waardevol voor hem zou zijn geweest als hij had geweten wat het was.” (p 257)

Na de reis loopt hij niet meer weg van de vrouw, hij zoekt ze op en laat ze toe. En ze heeft gelijk gehad: zijn handen zijn niet meer zacht


Tijdens het -analytisch- parcours, verdwijnt onvermijdelijk de glans van de ‘meester’, wordt hij mens in al zijn verdeeldheid, met zijn tekort. De idealisatie van Miller door Williams, blijft evenmin duren. Er volgt echter geen verwerping, in tegendeel, voorbij de ontzetting die met het dĂ©-idealiseren gepaard gaat, is er acceptatie van deze verdeeldheid. Een acceptatie die hem in staat stelt verder te trekken: “Op een globale richting na, wist hij niet waarheen hij ging. Maar hij wist dat hij daar later op de dag wel op zou komen. Hij reed verder zonder haast, en voelde achter zich de zon langzaam opkomen en de lucht tastbaar worden.” (p 334).

Ik heb dit boek graag gelezen. Als onversneden avonturen roman. Als queeste. Als rauwe confrontatie met de wilde natuur. Maar voor mij is dit boek vooral een pleidooi voor ‘de reis zonder kompas’, waarbij, gestuwd door en vertrouwend op zijn verlangen, de mens kan worden wie hij altijd al was.

Thibault Van Lysebetten [TVL]

 

Verder op psychoanalytischwoordenboek.nl: