Psychoanalytisch Woordenboek

Bonaparte, Prinses Marie

Marie Bonaparte (Saint- Cloud 1882 – Saint-Tropez 1962) was de achterkleindochter van Lucien, een broer van Napoleon. Zij verloor haar moeder Marie Félix Blanc toen zij vier weken oud was en groeide op met haar vader, Roland Bonaparte en diens moeder. In 1907 huwde zij Georges, prins van Griekenland en Denemarken; zij werd daarmee lid van de grote Europese vorstenhuizen.

Marie kreeg huisonderwijs en ontwikkelde haar passie voor biologie verder bij haar eerste mentor Gustave le Bon. Zij deed geen reguliere universitaire studie. Van 1925 tot 1929 was zij met tussenpozen in analyse bij Freud met wie zij goed bevriend raakte en onder wiens sturende hand zij de psychoanalyse met hart, ziel en vermogen ging dienen: zij werd analytica, richtte met anderen de Parijse psychoanalytische vereniging op, en vertaalde teksten van Freud in het Frans. In 1933 verscheen haar psycho-biografie van E.A. Poe, in 1937 redde zij tegen de wens van Freud diens brieven aan Wilhelm Fliess – een van de belangrijkste bronnen over het ontstaan van de psychoanalyse, en in 1938 hielp zij Freud c.s. het door Nazi’s beheerste Wenen te verlaten. Na de oorlog koos zij actief positie in het conflict rond Lacan en zag zij de Parijse vereniging uiteenvallen. Haar vele artikelen en boeken – waaronder jeugdherinneringen- bestrijken een breed scala van onderwerpen en hebben altijd een autobiografische inslag. [HaS]

Literatuur

  • Celia Bertin, La dernière Bonaparte, Paris, Perrin 1982 en latere drukken; ook vertaald in het Engels en Duits.
  • Roudinesco, E. & Plon, M. (1997) Dictionnaire de la psychanalyse. Fayard, Parijs, s.v. Bonaparte Marie.
  • Hanna Stouten, Marie Bonaparte (werktitel), te verschijnen Boom, Amsterdam 2011.
Verder op psychoanalytischwoordenboek.nl: