Psychoanalytisch Woordenboek

Boven-Ik

  • Duits: Überich, das
  • Engels: superego
  • Frans: surmoi

Men spreekt ook wel van “Opper-Ik”; vaak bedient men zich in Nederland van de Engelse term. Het woord wordt door Freud geïntroduceerd in zijn tweede topiek, dat wil zeggen vanaf Het Ik en het Es (1923b). Deze instantie wordt daar onderscheiden van Es en Ik. De rol van het Boven-Ik is te vergelijken met die van een rechter of censor van het Ik; zijn functies zijn die van geweten, zelfobservatie en de vorming van idealen. Het Boven-Ik is te beschouwen als de erfgenaam van het oedipuscomplex en komt tot stand door internalisering van ouderlijke eisen en verboden. Deze gewetensvorming heeft te maken met de identificatie met het Boven-Ik van de ouders, die overigens beduidend vroeger dan rond het vierde jaar begint. Het Boven-Ik is dus niet de directe neerslag van wat ouders of opvoeders zeggen. Daarom kunnen ouders soms tot hun verbazing merken dat een kind veel strenger is voor zichzelf dan zij beoogden. Het Boven-Ik is min of meer onafhankelijk van het Ik en kan daarmee in conflict zijn. Zo kan iemand in een depressie raken omdat hij zichzelf onder de norm van zijn superego vindt blijven en hij een illusie omtrent zichzelf moet opgeven. Zie Ik-ideaal.

Literatuur

  • Freud, S. (1923b) ‘Het Ik en het Es’, Werken 8: 371, 380-420.
Verder op psychoanalytischwoordenboek.nl: