Psychoanalytisch Woordenboek

Clitoraal-vaginale transfertheorie

In 1905 formuleerde Freud de hypothese dat voor volwaardig vrouwelijk seksueel functioneren de clitorale prikkelbaarheid, de normale focus van vroegkinderlijke masturbatie, dient te verdwijnen ten faveure van het erotiseren van de vaginale gevoeligheid. Is de vrouw hier niet in geslaagd, dan interpreteerde Freud dit als fixatie aan een mannelijk-kinderlijke vorm van lustbeleving, en hij labelde haar situatie: frigiditeit.

De transfertheorie heeft een opmerkelijk ruime bekendheid gekregen, ook onder leken. Vanaf de Tweede Wereldoorlog is het concept echter onhoudbaar gebleken, vooral door sociaal-seksuologisch onderzoek (Kinsey, Masters & Johnson, Hite). Tijdens de Tweede Feministische Golf was het uitroeien van ‘De mythe van het vaginale orgasme’ een belangrijk speerpunt.

De diagnose ‘frigiditeit’ is voor de analytische gemeenschap een heikele aangelegenheid geweest. In 1947 deelde A.A. Brill, de eerste Engelse vertaler van de Drei Abhandlungen, met een intervisiegroep zijn verontwaardiging over een collega die een vrouw in analyse nam voor de behandeling van haar frigiditeit, maar hij gaf desgevraagd volmondig toe dat hij zijn verwerping van de clitoraal-vaginale transfertheorie nooit op schrift zou durven zetten (Lief, 1994). [JJD]

 

Literatuur

  • Freud, S. (1905d) ‘Drie verhandelingen over de theorie van de seksualiteit’, Werken 4, 15-116.
  • Hite, S. (1976) The Hite report. Dell, New York.
  • Kinsey, A.C., e.a. (1953) Sexual behavior in the human female. Saunders, Philadelphia.
  • Koedt, A. (1968) ‘The myth of the vaginal orgasm’, in: Notes from the first year. New York Radical Women, New York.
  • Lief, H.I. (1994) ‘Discussion of Helen Kaplan’s paper’, in: M.M. Berger (red.), Women beyond Freud; new concepts of female psychology. Brunner/Mazel, New York, 65-66.
  • Masters, W. & Johnson, V. (1966) Human sexual response. Little Brown Company, Boston.
Verder op psychoanalytischwoordenboek.nl: