Psychoanalytisch Woordenboek

Constantieprincipe

  • Duits: Konstanzprinzip
  • Engels: principle of constancy
  • Frans: principe de constance

Beginsel op grond waarvan het psychische apparaat de hoeveelheid prikkels op een zo laag mogelijk niveau, of althans constant, probeert te houden. Het begrip is door Freud ontleend aan de psychofysiologie, via met name Fechner, en het past geheel in zijn streven om een psychologie te ontwerpen naar het model van de natuurwetenschappen, met als uiterste poging ‘Ontwerp van een psychologie’ (1950c). Het is een term uit het energetische spraakgebruik, zoals ook afvoer, afreageren, driftontlading en dergelijke. Zoals reeds uit de definitie blijkt, is het begrip bij Freud dubbelzinnig: komt het aan op een zo laag mogelijk spanningsniveau of op het constant houden daarvan? Wat geeft de meeste lust, respectievelijk onlust? ‘Het feit dat wij als de overheersende tendens van het zielenleven, en misschien van het zenuwleven in zijn geheel, het streven beschouwen om de innerlijke prikkelspanning te verminderen, constant te houden, op te heffen (het Nirwanaprincipe […]), zoals dat in het lustprincipe tot uiting komt, is immers een van onze sterkste motieven om aan het bestaan van doodsdriften te geloven’ (Freud, 1920g; 8: 211). In de mens bestaat de tendens om zich te laten afglijden naar het anorganische, naar de totale spanningsreductie, naar de dood. Zie Entropie.

Literatuur

  • Freud, S. (1920g) ‘Aan gene zijde van het lustprincipe’, Werken 8: 162, 165-218.
  • Freud, S. (1950c) ‘Ontwerp van een psychologie’, Werken 1: 308, 322-403.
Verder op psychoanalytischwoordenboek.nl: