Psychoanalytisch Woordenboek

Empirisch

  • Duits: empirisch
  • Frans: empirique

Een klassieke kritiek op de psychoanalyse luidt dat haar theorieĆ«n en behandelmethoden niet of nauwelijks empirisch onderbouwd zijn. Het kan niet ontkend worden dat dit lange tijd inderdaad het geval is geweest. Onder druk van de toenemende kritiek op de psychoanalyse, en vooral de groeiende invloed van evidence based medicine in het domein van de psychiatrie en psychotherapie, is op dit vlak een sterke inhaalbeweging aan de gang. Deze inhaalbeweging betreft zowel meer fundamenteel onderzoek van psychodynamische hypothesen als onderzoek naar de effectiviteit van psychodynamische behandelmethoden. Hierdoor is ook een toenemende dialoog ontstaan met gehechtheidsonderzoek, de sociale en persoonlijkheidspsychologie en de neurowetenschappen. Dit heeft tevens geleid tot een belangrijke discussie binnen de psychoanalyse omtrent welk type van onderzoek het meest geschikt is om psychodynamische theorieĆ«n te toetsen. In deze discussie lijken schematisch twee belangrijke opvattingen te onderscheiden. EĆ©n stroming legt vooral het accent op betekenis en interpretatie, is meer klinisch georiĆ«nteerd en beschouwt de traditionele gevalsstudiemethode als een geĆ«igende manier om psychodynamische hypothesen te toetsen. De andere opvatting legt het accent meer op probabilistische wetten, oorzaak-gevolgrelaties, is meer onderzoeksgericht en meent dat onderzoeksmethoden uit de sociale wetenschappen en natuurwetenschappen (zoals experimenteel onderzoek) de basis dienen te vormen voor de wetenschappelijke toetsing van psychodynamische hypothesen. Hoewel deze opdeling in twee “culturen” onvruchtbaar is, aangezien beide perspectieven elkaar eerder lijken aan te vullen dan uit te sluiten, beïnvloedt deze opdeling op dit ogenblik in belangrijke mate de houding van psychoanalytici ten opzichte van de nood aan empirisch onderzoek. [PL]

In een brief van 30-3-1930 aan de fysicus H. LF6;wy (1960a), die had gevraagd om een voorbeeld van hoe hij in de wetenschap een probleem had opgelost, schrijft Freud: ‘Misschien hangt dit [zijn moeite om een voorbeeld te vinden] hiermee samen, dat het experiment zoals de fysicus en de fysioloog het gebruikt, geen plaats heeft onder onze werkmethoden. Wanneer ik een voor een denk aan gevallen uit de geschiedenis van mijn werk, dan vind ik steeds alleen maar dat de opvatting direct ontstond als neerslag van een groot aantal indrukken uit de ervaring. Waar het mij vergund was een dergelijke opvatting later als fout te onderkennen, gebeurde de vervanging daarvan door iets hopelijk beters slechts op die wijze, dat mij (op grond van dezelfde en nieuwe ervaringen) een ander idee inviel, waaraan ik dit materiaal onderwierp.’ In het algemeen is typerend voor de psychoanalyse dat er sprake is van een ‘koppeling tussen genezen en onderzoek’ (1927a, 9, 344).

Literatuur

  • Fonagy, P., Roth, A. & Higgitt, A. (2005) ‘Psychodynamic psychotherapies: Evidence-based practice and clinical wisdom’. Bulletin of the Menninger Clinic, 69, 1-58.
  • Freud, S. (1927a) ‘Nawoord bij “Het vraagstuk van de lekenanalyse”’, Werken 9: 339-346.
  • (1960a) S. Freud (1960) Briefe 1873-1939. E. & L. Freud (red.). S. Fischer, Frankfurt am Main.
  • Luyten, P., Blatt, S.J. & Corveleyn, J. (2006) ‘Minding the gap between positivism and hermeneutics in psychoanalytic research.’ Journal of the American Psychoanalytic Association, 54, 571-610.
  • Vermote, R. (2007) ‘Divan-analyse: een empirische benadering’. Tijdschrift voor Psychoanalyse 13 (3), 192-203.
Verder op psychoanalytischwoordenboek.nl: