Psychoanalytisch Woordenboek

Fallus

  • Duits: Phallus, der
  • Frans: phallus

Letterlijk in het Grieks ‘voorstelling van het mannelijk lid in de toestand van erectie’ (van Dale). ‘[D]e fetisj is het substituut voor de fallus van de vrouw (moeder), waaraan de kleine jongen geloofd heeft en waarvan hij – wij weten waarom – geen afstand wil doen’ (Freud, 1927e, 9: 419). Figuurlijk is hij datgene wat de penis kan representeren, datgene waarnaar het verlangen uitgaat. ‘Wat de moeder mist en bij de Ander (de vader) zoekt, is datgene wat haar verlangen inaugureert (het verloren object)’ (Mooij, 1975, 135). De castratieangst verwijst in deze lacaniaanse gedachtegang naar een gevaar voor de reële penis, als wel voor een imaginair object. De symbolische fallus als betekenaar van het verlangen introduceert het principe van het verschil en de functie van de schijn in de verhouding tussen de seksen. Het is de betekenaar waarnaar beide seksen zich dienen te richten. In die zin spreekt Lacan van de viriele parade en de vrouwelijke maskerade. [KL]

Literatuur

  • Freud, S. (1927e) ‘Fetisjisme’, Werken 9: 416, 419-424.
  • Mooij, A. (1975) Taal en verlangen. Lacans theorie van de psychoanalyse. Boom, Meppel/Amsterdam.
Verder op psychoanalytischwoordenboek.nl: