Psychoanalytisch Woordenboek

Goethe, Johann Wolfgang von

(1749-1832) Misschien hebben wij de psychoanalyse te danken aan Goethes opstel ‘Die Natur’ (dat intussen is gebleken niet van Goethes hand te zijn), want dit gaf Freud naast de leer van Darwin de beslissende aanzet tot de studie der geneeskunde. Freud had een uitstekende humanistische vorming genoten op het gymnasium en daaraan dankte hij zijn rijke geesteswetenschappelijke eruditie. Hij hechtte in het algemeen veel waarde aan literatuur, maar hij was in het bijzonder vertrouwd met Goethe en Shakespeare. Hoewel hij Shakespeare beschouwde als de grotere psycholoog, citeert hij Goethe toch vaker: niet minder dan 79 maal. De meeste citaten stammen uit Faust, die onuitputtelijke bron van menselijke wijsheden. Zij zullen ook voor Freud persoonlijk in zijn leven van betekenis zijn geweest. Freud heeft een fijnzinnige analyse gewijd aan Dichtung und Wahrheit (Freud, 1917b). Hierin vertelt Goethe dat hij eens als kind met veel plezier aardewerk en bestek uit het raam gooide en op de grond liet kletteren. Freud legt dit uit als een reactie van jaloezie op een jonger broertje, dat Goethe op die manier “wegwerkte”. Aan het einde staat de bekende opmerking dat de lieveling van moeder ‘veroveringsgevoel’ en ‘vertrouwen op succes meekrijgt. Daarin verbergt zich het gevoel van innerlijke verwantschap met Goethe.

Freud werd niet verwend met publiek eerbetoon. Des te belangrijker was het toen hij in 1930 de Goethe-prijs van de stad Frankfurt ontving. In de Laudatio werd hem de ‘Mephistopheles eigenschap’ toegeschreven ‘alle sluiers meedogenloos stuk te scheuren’. [DB]

Literatuur

  • Freud, S. (1917b) ‘Een jeugdherinnering uit Dichtung und Wahrheit’, Werken 8: 20, 22-30
  • Freud, S. (1930d en 1930e) ‘Goethe-prijs’, Werken 10: 11, 13-19.
Verder op psychoanalytischwoordenboek.nl: