Psychoanalytisch Woordenboek

Haat

  • Duits: Hass
  • Engels: hate/hatred
  • Frans: haine

‘Men kan zelfs beweren dat de werkelijke voorbeelden voor de haatrelatie niet uit het seksuele leven stammen, maar uit de worsteling van het Ik om zich in stand te houden en te handhaven. Liefde en haat, die zich aan ons voordoen als volle substantiële tegenstellingen, staan dus toch niet in een enkelvoudige relatie tot elkaar. Ze zijn niet uit de splijting van een gemeenschappelijke oertoestand voortgekomen, maar hebben een verschillende oorsprong en hebben elk hun eigen ontwikkeling doorgemaakt voordat ze onder de invloed van de relatie lust-onlust tot tegenstellingen zijn geworden’ (Freud, 1915c, 7: 42). Een welbekend fenomeen beschrijft Freud op de volgende bladzijden: ‘Als de liefdesrelatie met een bepaald object wordt afgebroken, komt daarvoor niet zelden haat in de plaats, waardoor wij de indruk krijgen dat de liefde is omgezet in haat. Verder dan deze beschrijving reikt vervolgens de opvatting dat de reëel gemotiveerde haat hierbij wordt versterkt door de regressie van het liefhebben naar de preliminaire sadistische fase, zodat het haten een erotisch karakter krijgt en de continuïteit van een liefdesrelatie wordt gewaarborgd.’ Misschien bedoelde Bertha Pappenheim (Anna O.) dit laatste toen ze schreef: ‘Ik heb vaak gedacht dat, indien men niets heeft om te beminnen, iets haten een goede vervanging is’ (geciteerd in Magid, 1993, 26).

Literatuur

  • Freud, S. (1915c) ‘Driften en hun lotgevallen’, Werken 7: 17, 23-44.
  • Magid, B. (red.) (1993) Freud's case studies. Self-psychological perspectives. Analytic Press, Hillsdale/Londen.
Verder op psychoanalytischwoordenboek.nl: