Psychoanalytisch Woordenboek

Khan, Mohammed Masud Raza

Khan (1924-1989) werd geboren te Montgomery in toenmalig Brits India – het latere Pakistan – als jongste van negen kinderen. De lievelingszoon uit vaders derde huwelijk met een jonge danseres identificeert zich met diens status van tirannieke en vermogende landeigenaar. Als moslim gevormd in een Britse kolonie cultiveert Khan een ware obsessie voor Engelstalige literatuur – en voor Shakespeare in het bijzonder. Worstelend zowel met de dood van zijn vader en zus als met een onmogelijke liefdesrelatie, incarneert hij iets van de tragiek van King Lear. Om zich verder te specialiseren in literatuur reist Khan naar Oxford. In London hoopt hij zijn innerlijke demonen te kunnen temmen.

Een lapsus van John Bowlby bij de aanmelding, zou Khans toekomst een onverwachte wending geven: de potentiële analysand wordt plots als potentiële analyticus gecast. Na korte passages bij John Rickman en Ella Sharpe belandt Khan uiteindelijk in 1951 bij Winnicott op de sofa voor een leeranalyse. Dit betekent voor hen beiden de start van een analytisch avontuur van vijftien jaar. Khan wordt terstond Winnicotts coauteur, redacteur, secretaris en ‘ideeënfluisteraar’. Diverse grensoverschrijdende aspecten van hun relatie openen de weg voor Khans latere professionele grenzeloosheid als analyticus en opleider.

Met London als uitvalsbasis zou de flamboyante Khan al snel ook internationaal – onder meer in de VS en in Frankrijk – floreren. Toch kent die carrière een ietwat aarzelende start. Nadat hij in 1955 lid van de British Psychoanalytical Society (BPS) wordt, zou het enkele verwoede pogingen duren alvorens hij eind 1959 opleider kan worden. Dit betekent de start van een blitzcarrière en gekoketteer met de internationale psychoanalytische fine fleure. Zo introduceerde Khan Jacques Lacan in London en Winnicott in Parijs. Behalve een psychoanalytische dandy werd hij ook al snel een artistieke celebrity. Dit resulteerde in twee opeenvolgende huwelijken met prima ballerina’s, een indrukwekkend patiëntenbestand uit kunstenmiddens en een dijk van een verslaving – zowel aan alcohol als aan zijn excentrieke en grandioze zelf.

Wanneer midden jaren 1960 zijn ster in het zenit staat, raakt Khan gaandeweg van de regen in de drop. Een turbulent polygaam liefdesleven bewerkstelligt het einde van zijn tweede huwelijk. Ook Khans professionele leven raakt meer en meer gecontamineerd door alcohol en gekruid met grensoverschrijdende patiëntencontacten. Seksuele transgressie, excessief drinken, almachtsfantasieën, geweld, paranoia, leugens en bedrog worden legio. Khan zit gevangen in een vicieuze cirkel, of beter, in een eigenhandig gefabuleerd web vol intriges. Provocaties drijven vrienden van hem weg. Wanneer zowel Winnicott als Khans moeder in 1971 sterven, voelt hij zich door iedereen verlaten. Op professioneel vlak legt hij zich verder toe op zijn eigen oeuvre. Khan treedt zo uit schaduw van zijn intellectuele vader. Als de literaire nalatenschap van Winnicott aan diens vrouw Claire wordt toevertrouwd, beleeft Kahn dit als postuum verraad. King Lear revisited.

Khan was een duivel-doet-al. Hij was codirecteur van de Sigmund Freud Copyrights, maar blonk ook uit als redacteur. Zo verleende hij minutieus zijn diensten aan onder meer de International Psychoanalytical Library, het International Journal of Psychoanalysis en de Nouvelle Revue de Psychanalyse. Uit de overvloedige reeks eigen artikels en bijdragen put hij materiaal voor een eerste boek, The Privacy of the Self (1974). Khan radicaliseert Winnicott in het werken met volwassenen en maakt naam met innovatieve concepten, zoals het ‘cumulatief trauma’. In zijn literaire vignetten ligt de nadruk op de reciproke transformatie in de analytische relatie, anticiperend op huidige inzichten aangaande mentalisatie. De originaliteit van Khans denken ontplooit zich verder in Alienation in Perversions (1979), waar hij onder meer een eigen theorie van de perversies ontwikkelt. In Hidden Selves (1983), wellicht nog zijn meest klinische werkstuk, krijgen we eveneens een adequaat beeld van Khans klinische werk inzake het false self. Khans radicalisering van Winnicotts denken weet innovatieve theorie betreffende klassieke thema’s als dromen, overdacht, trauma en regressie te combineren met levendig casusmateriaal.

Khans vierde boek is de provocatie te veel. Khan, die zich intussen met Dostojevski en met diens Prins Mysjkin uit De idioot identificeert, lijdt aan dipsomanie en paranoïde wanen. Met When Spring Comes (1988) tekent hij zijn professionele doodsvonnis. Een antisemitische uitval, het provocatieve misprijzen van collega’s en een getuigenis van grensoverschrijdend gedrag vormen Khans afrekening met het psychoanalytische establishment. De institutionele banvloek volgt onvermijdelijk. Khans verdiensten werden eensklaps gedevalueerd, of, volgens cynici, gereduceerd tot de afgedwongen inauguratie van een ethisch comité.

Khan sterft totaal vereenzaamd in 1989. Niet de overwonnen long- en keelkanker, maar het problematische drank- en medicatiegebruik wordt hem fataal. Slechts enkele jaren later doorbreekt zijn biografe de stilte met het door Khan aan Shakespeares Othello ontleende ‘Speak of Me as I Am’ (Cooper 1993). De twee biografieën die volgen (Willoughby 2005, Hopkins 2006), wekken Khans paradoxale persoonlijkheid, balancerend tussen genie en waanzin, tussen creatie en destructie, opnieuw tot leven. In afwachting van Khans Work Books (1968-80), de dagboeken die tot 2039 onder embargo staan, biedt Khans verzameld werk zondermeer een uitdagend leesproject.

Literatuur
– Cooper, J. (1993). Speak of Me as I Am: The Life and Work of Masud Khan. London: Karnac.
– Hopkins, L. (2006). False Self: The Life of Masud Khan. New York: Other.
– Khan, M.M.R. (1974). The Privacy of the Self: Papers on Psychoanalytic Theory and Technique. London: Hogarth.
– Khan, M.M.R. (1979). Alienation in Perversions. London: Hogarth.
– Khan, M.M.R. (1983). Hidden Selves: Between Theory and Practice in Psychoanalysis. London: Hogarth.
– Khan, M.M.R. (1988). When Spring Comes: Awakenings in Clinical Psychoanalysis. London: Chatto & Windus. [Gepubliceerd in de VS als: Khan, M.M.R. (1989). The Long Wait. New York: Summit].
– Willoughby, R. (2005). Masud Khan: The Myth and the Reality. London: Free Association.
Verder op psychoanalytischwoordenboek.nl: