Psychoanalytisch Woordenboek

Kleiniaanse denken

  • Duits: Kleinianische Theorie, die
  • Frans: pensée kleinienne

In lijn met het negentiende-eeuwse wetenschappelijke denken, dat sterk onder invloed stond van Darwin, postuleerde Freud dat de seksuele drift een bron, doel en lichamelijke bevredigingszone kent. De object-gerichtheid van de drift ontstond volgens Freud pas in de loop van de ontwikkeling. Klein daarentegen meende dat de drift al direct na de geboorte objectgericht was. Dit brengt met zich mee dat er al vroeg in de ontwikkeling innerlijk het gevaar bestaat dat het object door de eigen driftmatigheid beschadigd of vernietigd wordt. In de kleiniaanse visie is sublimatie daarom niet zozeer het verschuiven van het bevredigingsdoel naar sociaal meer acceptabele, “hogere” vormen, maar het innerlijke creatieve bouwwerk om het bedreigde object te beschermen of te repareren. Door de vroege objectgerichtheid van de drift speelt het oedipuscomplex ook veel eerder dan Freud aannam een belangrijke rol in de ontwikkeling.

In plaats van een opeenvolgende orale, anale en fallische ontwikkelingsfase van de drift, wat uiteindelijk naar het stadium van genitale rijpheid leidt, ontwikkelde Klein het concept van posities. Hieronder wordt verstaan dat er op een bepaald punt in de ontwikkeling een constellatie van impulsen, fantasieën, angsten, afweer en objectrelaties ontstaat, zonder dat er een definitief eindpunt is waarop deze positie verdwijnt. Posities blijven latent of actief aanwezig waardoor dat aspect van het innerlijk leven gedurende de gehele levensloop kan evolueren. (JU)

Literatuur

Verder op psychoanalytischwoordenboek.nl: