Psychoanalytisch Woordenboek

Paranoia

  • Duits: Paranoia, die
  • Frans: paranoïa

Zeldzaam ziektebeeld uit de psychiatrie, gekenmerkt door zich sluipend, zonder aanwijsbare oorzaak, ontwikkelende wanen, die rigide, persisterend en gesystematiseerd zijn. Het bewustzijn is helder, denken en handelen geordend, zonder hallucinaties en de wanen leiden niet tot verval van de persoonlijkheid. Vormen van paranoia zijn achtervolgingswaan, erotomanie (‘Wahn alter junger Mädchen’), jaloersheidswaan, grootheidswaan en afstammingswaan. In de psychoanalytische literatuur is Freuds studie over Schreber (1911c) de klassieke tekst hierover. (Zie ook 1915f.) [GZ]

Literatuur

  • Freud, S. (1911c) ‘Psychoanalytische opmerkingen over een autobiografisch beschreven geval van paranoia (dementia paranoides)’ [‘Het geval Schreber’], Werken 5: 340, 347-406.
  • Freud, S. (1915f) ‘Verslag van een met de psychoanalytische theorie strijdig geval van paranoia’, Werken 7: 169, 171-180.
Verder op psychoanalytischwoordenboek.nl: