Psychoanalytisch Woordenboek

Rouw

  • Duits: Trauer
  • Engels: grief
  • Frans: deuil

‘Rouw is in de regel de reactie op het verlies van een geliefd persoon of van een voor deze in de plaats gekomen abstractie als vaderland, vrijheid, een ideaal enzovoort’ (1916-17g; 7: 133). Het gaat erom zich los te maken van het verloren liefdesobject en de daarin geïnvesteerde libido naar het Ik terug te halen. De achterblijver was sterk verbonden met die of dat verloren ander en moet die relatie in die vorm opgeven. In de ruimere betekenis van het woord is rouw een onvermijdelijk aspect van ieder psychoanalytisch proces: men zal illusies moeten opgeven, men zal het moeten doen met wat er in het heden is; wat vroeger niet was, komt niet meer; men zal zich moeten neerleggen bij de realiteit. Zo’n illusie kan bijvoorbeeld zijn dat het echte leven nog zou moeten beginnen, hetgeen blijkt uit opvallend jeugdige kleding en woordgebruik. Door een psychoanalytisch proces komt de werkelijkheid nabij, wordt splitsing opgeheven, wordt het tijdsverloop onherroepelijk en komt derhalve ook de dood binnen het gezichtsveld. Theoretisch werkt Freud dit uit in zijn ‘Formuleringen over de twee principes van het psychisch gebeuren’ (1911b). Rouw zal in een psychoanalyse tevens een reëel aspect hebben: verdriet omdat men – vaak mede door eigen toedoen – zo lang ongelukkig (of zelfs niet) heeft geleefd. Zie ook Genezing en Rouwarbeid.

Literatuur

  • Freud, S. (1911b) ‘Formuleringen over de twee principes van het psychische gebeuren’, Werken 5: 329, 332-339.
  • Freud, S. (1916-17g) ‘Rouw en melancholie’, Werken 7: 129, 133-148.
Verder op psychoanalytischwoordenboek.nl: