Psychoanalytisch Woordenboek

Symbolisch/symboliek

  • Duits: symbolisch/Symbolik, die
  • Frans: symbolique/symbolisme

Freud spreekt over dit onderwerp in latere edities van De droomduiding (1900a) en uitgebreid in het tiende inleidende college tot de psychoanalyse (1916-17a; 7: 333v). Wilhelm Stekel geldt als de man die het thema algemene symboliek in dromen als eerste heeft uitgewerkt. Otto Rank was onder Freuds leerlingen de specialist in mythen en sagen, waarin deze algemene symbolen veelvuldig voorkomen. Ernest Jones (1916) somt een zestal karakteristieken van het symbool op, met name: het is een voorstelling van onbewust materiaal, met een betrekkelijk constante betekenis en onafhankelijk van individuele conditionerende factoren. Vaak bestaat er een vormgelijkenis tussen symbool en het gesymboliseerde: banaan-penis. Bij de droomduiding komt het algemene altijd ná het individuele. Bijvoorbeeld de trein kan een symbool zijn van de dood, van afscheid, maar een analyticus zal altijd eerst stilstaan bij de specifieke associaties van deze persoon met een trein. Zie ook Metafoor/Metonymie.

Literatuur

  • Freud, S. (1900a) ‘De droomduiding’, Werken 2: 7, 22-582.
  • Freud, S. (1916-17a) ‘Colleges inleiding tot de psychoanalyse’, Werken 7: 211, 217-606.
  • Jones, E. (1916) The theory of symbolism. Papers on psychoanalysis. Karnac, Londen, 1948.
Verder op psychoanalytischwoordenboek.nl: