Psychoanalytisch Woordenboek

Troost

  • Duits: Trost
  • Engels: consolation
  • Frans: consolation

‘Zo ontzinkt mij de moed om voor het oog van mijn medemensen als profeet op te staan en buig ik mij voor hun verwijt dat ik hun geen troost kan bieden, want dat is wat zij eigenlijk allemaal verlangen, de onstuimigste revolutionairen niet minder hartstochtelijk dan de deugdzaamste en vroomste gelovigen’ (Freud, 1930a; 9: 531). Het woord “troostbehoefte” wordt door Freud direct tegenover wetenschap gesteld. Hij beschrijft troost als een middel om de waarheid niet onder ogen te zien. Inderdaad zijn abstinentie en neutraliteit essentiële voorwaarden voor een psychoanalyse, maar toch zal een analysand die moeilijke zaken te verwerken heeft op zeker moment weten dat de analyticus geen robot is, maar een mens die meeleeft met verdriet en vreugde. Daar kunnen beslist troost en steun van uitgaan. Niettemin, ten slotte ligt het werkelijk troostende van de psychoanalyse ergens anders, namelijk in de amor fati, dat de dingen zijn zoals ze zijn, in hun vergankelijkheid en beperktheid, op de vaste grond van de realiteit. Zie Anankè.

Literatuur

  • Freud, S. (1930a) ‘Het onbehagen in de cultuur’, Werken 9: 456, 461-532.
  • Ladan, A. (red.) (1999) Troost en illusie. Boom, Amsterdam.
Verder op psychoanalytischwoordenboek.nl: