Psychoanalytisch Woordenboek

Vervangkind

  • Duits: das Ersatzkind
  • Engels: Replacement child
  • Frans: Enfant de remplacement

Als ouders de dood van een kind hebben meegemaakt en vervolgens een tweede kind verwekken om de leegte van het verlies van de eerste op te vullen, heet dat kind een vervangkind. Het krijgt het de taak toebedeeld om als troost en vervanging te dienen, omdat de ouders het verlies van de eerste niet goed hebben verwerkt. De eigen identiteitsvorming van het vervangkind wordt daardoor belemmerd. In ons land schreef Groen-Prakken (1998) over het onderwerp.

Een goed voorbeeld van een vervangkind is Vincent van Gogh. Op 30 Maart 1852 werd het eerste kind van de ouders van Van Gogh dood geboren. Het werd begraven onder de naam Vincent Willem. Precies een jaar later, ook op 30 Maart, werd een tweede zoon geboren. Ook hij werd Vincent Willem genoemd. Dood en leven raakten aldus vanaf het begin met elkaar verstrengeld. Conradi (2002) onderzocht het vervangkind thema in Van Goghs leven en werk.

Eissler (1982, 125) merkt op dat Jung een vervangkind was voor een oudere broer, die 23 maanden eerder was geboren en na enkele dagen overleed. Jung zou zijn leven lang letterlijk en figuurlijk met de geest van deze oudere broer geworsteld hebben.

In Freuds leven is, naar eigen zeggen, de dood van zijn jongere broer Julius belangrijk geweest. Hij schrijft aan Fliess: ‘dass ich meinen ein Jahr jüngeren Bruder (der mit weniger Monaten gestorben) mit bösen Wünschen und echter Kindereifersucht begrüsst habe und dass von seinem Tod der Keim zu Vorwürfen in mir geblieben ist’ (1986; 3 oktober 1897). Julius werd in oktober 1857 geboren en overleed op 15 april 1858, een half jaar oud, vlak voordat Freud twee jaar werd. Julius was zelf een vervangkind, vernoemd naar de zieke lievelingsbroer van Freuds moeder. Deze oom Julius overleed, 21 jaar oud, op 15 maart 1858 aan tbc (Maciejewski, 2006, 35, 116), dus een maand voordat Julius, het broertje van Freud overleed. Niet alleen kreeg Freud daardoor als tweejarige te maken met dubbele rouw van zijn moeder, ook werd hij als oudste en voorlopig enig overgebleven zoon als het ware met terugwerkende kracht extra belangrijk als vervanging voor Julius (Anisfield & Richards, 2000).

Schur (1972, 159) schrijft: ‘We know about Freud’s preoccupation with dates at which he might die, a preoccupation which in contrast to his travel phobia never yielded completely to his self-analysis. It was first focused on the numbers 41 and 42, later even more strongly on the number 51. In 1899, he began to be preoccupied with the numbers 61 and 62, and in 1936 with the number 81½.’ Oom Julius werd niet ouder dan eenentwintig, haalde de tweeëntwintig niet; broer Julius werd niet ouder dan een half jaar; zelf was Freud, toen beiden stierven, ruim één jaar oud, nog net geen twee. De overgang van één naar twee was dus problematisch. Het ligt voor de hand om Freuds preoccupatie met de data waarop hij zou kunnen sterven in verband te brengen met de leeftijd van zijn oom en broer, toen zij stierven. (AdK)

 

Literatuur

  • Condradi, H. (2002). Vincent van Gogh. Verborgen aspecten van zijn levensverhaal. Haren: Boomker & Savenije.
  • Eissler, K.R. (1982). Psychologische Aspekte des Briefwechsels zwischen Freud und Jung. (Jahrbuch der Psychoanalyse: Beiheft 7). Stuttgart-Bad Canstatt: frommann-holzboog.
  • Freud, S. (1986). Briefe aan Wilhelm Fliess 1887-1904. Ungekürtzte Ausgabe. Hg. v. J.M. Masson. Frankfurt a. Main.
  • Groen-Prakken, H. en Ladan, A. (1998). ‘Kinderen en de dood’. Assen: Van Gorcum.
  • Maciejewski, F. (2006). Der Moses des Sigmund Freud. Ein unheimlicher Bruder. Göttingen: Vandenhoeck & Ruprecht.
  • Schur, M. (1972). Freud, living and dying. New York: International Universities Press.
  • Anisfield, L, Richards, A. (2000). The Replacement Child. Variations on a Theme in History and Psychoanal.ysis. PSC 55, 301-318.
Verder op psychoanalytischwoordenboek.nl: