Psychoanalytisch Woordenboek

Zelfpsychologie

  • Duits: Selbstpsychologie, die
  • Frans: psychologie du moi

De ‘selfpsychology’ is de psychoanalytische stroming die zich bezighoudt met het zelf (´self´), vooral in het kader van de theorievorming over narcisme. De grondlegger van deze stroming is Heinz Kohut en de ontwikkeling ervan vond vooral plaats in de zeventiger jaren in het Chicago Institute for Psychoanalysis. De essentie van de zelfpsychologie betreft de behoefte van het individu om de psyche, in interactie met de vroege objecten, te organiseren tot een samenhangende (´cohesive´) structuur: het zelf. Daarbij worden empathie en optimale frustratie van ouders ten opzichte van de baby als essentiële factor gezien. Pathologie wordt volgens deze stroming vooral veroorzaakt door een gemis aan empathie en deze uit zich in stoornissen in het zelf (´self disorders´). Belangrijke begrippen uit de zelfpsychologie zijn: zelfobjecten, de idealisering van zelf en objecten, spiegelen (´mirroring´), zelfrepresentatie, zelfbeeld (´self-concept´) en zelfwaarde (´self-esteem´). Narcistische stoornissen zijn volgens deze stroming stoornissen in de regulatie van het zelfwaardegevoel. Kohut en zijn volgelingen zagen empathie als een belangrijke therapeutische factor in de psychoanalyse. Kohut is omstreden, niet in het minst door zijn persoon en zijn conflictzoekende karakter, maar zeker ook omdat veel psychoanalytici Freuds drifttheorie moeilijk konden relativeren. De aanvankelijk meer in Engeland ontwikkelde objectrelatietheorie probeerde de drifttheorie en de zelf-objectpsychologie te integreren en is een meer algemeen aanvaarde hoofdstroom geworden in de psychoanalyse. [AvStr]

Literatuur

  • Kohut, H. (1971). The analysis of the self. New York, International Universities Press
  • Spruiell, V.E. (1995). Self. In Psychoanalysis. The Major Concept, ed. B.E. Moore & B.D. Fine, Ch. 31. New Haven & London, Yale Univers. Press.
Verder op psychoanalytischwoordenboek.nl: